Verslag raadsvergadering 21 april 2005


VERSLAG

Betreft Raadsvergadering

Datum vergadering Donderdag 21 april 2005

Aanwezig

mevrouw A. Latenstein van Voorst-Woldringh, burgemeester, voorzitter; de heer A. Aarssen, griffier;
de heer G.A.D. Brussaard, wethouder;
de heer E. de Jongh, wethouder;

de heer D.C.Roelse, wethouder;
mevrouw M.P.C. van Ginkel-Van Maren en de heren B.G. Euser en C.J. van Toornburg (C.D.A.);
de heren A. Korteweg, B.C. Spee en R.F.A.C.M. van Meijbeek (V.V.D.); mevrouw P.B. Rooimans en de heren R.C.S. van Praag en F. Zwart (P.v.d.A.); mevrouw L.M. Geever-Mooi en de heren R. Polder en J.L.M.J. Backbier (NAP); mevrouw J.W. Polderman-Vollebregt de heer A.A. Kweekel (L.A.);
de heer J. van Wolfswinkel (Christenunie/SGP);
mevrouw M. van Kooten, verslaglegging.

Afwezig met de heer H. Linssen (C.D.A.); Kennisgeving de heer L. Zevenbergen (V.V.D.).

Ons kenmerk 050421 Raadsvergadering

1. Opening.

De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Linssen (C.D.A.) en de heer Zevenbergen (V.V.D.).
De agenda wordt als zodanig vastgesteld.

2. Spreekrecht voor het publiek

Er hebben zich 2 sprekers gemeld bij de griffier, de heer Smit (MKB Nederland) en de heer Stout (winkeliersvereniging).

Mevrouw Latenstein geeft het woord aan de heer Smit.
De heer Smit spreekt namens de winkeliers in Rhoon. Hij spreekt zijn grote verontrusting uit over het Centrumplan Rhoon. Hetgeen hem heeft bereikt zijn het over elkaar buitelen van nieuwe en veranderde ideeën terwijl er 3 jaar lang geprobeerd is, samen met adviseurs, een structureel plan uit te denken waar een stuk samenhang in zit en een stuk financiële onderbouwing door bepaalde zaken aan elkaar te knopen. Het voorstel van het CDA, dat vanavond ingediend wordt, bevat het uittrekken van alle kurken uit het Centrumplan door in feite voor te stellen om alles bij het oude te laten. Hij spreekt zijn vrees uit dat er straks niets gebeurt in Rhoon en dat er slechts een supermarkt buiten het centrum is gerealiseerd en verder blijft de rest hetzelfde. Hij geeft aan de gemeenteraad mee, structuur aan te brengen in de discussie en niet te proberen met eigen ideeën en voorstellen de ander te overtroeven.
050421Raadsvergadering blad 1 van 12

De heer Kweekel merkt op dat de raad gisteren van het College variant 2 in ontvangst heeft genomen. Hij vraagt of de heer Smit daarvan op de hoogte is en ervan in bezit is.
Mevrouw Latenstein antwoordt dat niet de heer Smit, maar wel de winkeliers in het centrum van Rhoon daarvan in bezit zijn.

Vervolgens geeft mevrouw Latenstein het woord aan de heer Stout.
De heer Stout is vanmiddag het plan van het CDA onder ogen gekomen. Hij geeft aan dat het bestuur geschokt heeft gereageerd. Hij meldt dat hij sinds 3 jaar in de bestuursgroep zitting heeft en dat er vertegenwoordigers van alle groepen zitting in hebben: bewoners, winkeliers, de heer Dhondt en mensen van de gemeente. Er is een plan uitgekomen dat door iedereen omarmd werd. Er is ook met bewoners gesproken en zaken zoals het verkeer zouden onderzocht worden. Alles wat niet haalbaar was, zoals het ondergronds parkeren, is er reeds uitgebleven. Als het plan van het CDA doorgezet wordt dan spreekt hij zijn vrees uit dat de verpaupering door zal zetten en sommige winkeliers weg zullen trekken.
De heer Backbier vraagt voor welke winkeliers het geldt dat zij weg zouden trekken.
De heer Stout antwoordt dat het regelmatig voor komt dat winkeliers zeggen dat het geen zin heeft als dit zo doorgaat. Albert Heijn is vorige week dicht geweest, hetgeen heeft geresulteerd in een rustige week voor de winkeliers in de Julianastraat.

3. Vragen half uur

De heer Kweekel heeft namens de LA de navolgende vragen.

Heeft er op donderdag 14 april 2005 in het gemeentehuis te Rhoon op uw initiatief een bijeenkomst plaatsgevonden ter zake van Centrumplan Rhoon waarbij, door u als voorzitter van de raad, alleen zijn uitgenodigd de coalitiepartijen inclusief de duo-raadsleden?

 Hoe verhoudt zich dit naar uw mening met het uitgangspunt, dat het bij essentiële wijzigingen in het

Centrumplan Rhoon zaak is het democratische proces van besluitvorming zo optimaal mogelijk te laten verlopen teneinde ook een zo groot mogelijk draagvlak te verkrijgen voor een zo belangrijk en ingrijpend plan waarbij de voortdurende betrokkenheid van de voltallige raad nooit kan worden gemist.

Mevrouw Latenstein bevestigt dat er op donderdag 14 april 2005 een gesprek heeft plaatsgevonden met de coalitie en dat dit gesprek geïnitieerd is door de heer Brussaard en haarzelf. In goed overleg met het College is er gezegd met de coalitie over te spreken. Het College is van mening, dat het deze vrijheid moet hebben. Uiteindelijk is het gehele College bij het gesprek geweest en het besef is aanwezig, dat over een dergelijke belangrijke besluitvorming in de raad gedebatteerd moet worden. Dit heeft ertoe geleid, dat de raad van Albrandswaard variant 2 heeft ontvangen. Deze was gebaseerd op het feit dat er in de raad een grote meerderheid was voor het niet parkeren in het middengebied, daar een veilig loopgebied wordt geprefereerd. Dat scheelt wel 70 parkeerplaatsen. Gekeken is naar mogelijkheden om dit op te lossen. Daar is het model voor aangereikt omdat dit een oplossing bood voor de 70 parkeerplaatsen. Met de coalitie is hierover gesproken en het College vond dit een goed idee. Er is absoluut niet in besluitvormende sfeer over gesproken.
De heer Kweekel betreurt het dat er pas gisteren een tekening is uitgereikt waarover vanavond een besluit genomen moet worden.
De heer Backbier stelt dat mevrouw Latenstein in haar antwoord aangeeft begrip te hebben voor de vragen van LA. Hij vraagt welke lering zij hieruit trekt.
Mevrouw Latenstein verwijst naar haar gegeven antwoord. Zij is van mening dat er geleefd wordt in een land waar een College gewoon kan praten en overleggen met wie het ook denkt dat nodig is. Deze vrijheid moet ook blijven bestaan.
De heer Backbier merkt op dat mevrouw Latenstein als persoon mag reageren in alle vrijheid met wie, waar en wanneer, maar als voorzitter van de raad is hij van mening dat zij in ieder geval moet zorgen, dat een objectieve gedragenheid behouden blijft binnen de raad.

Mevrouw Latenstein geeft aan te hebben uitgelegd wat het College heeft bewogen. Zij doet niets zonder overleg met het College. Het College heeft gezegd dat het verstandig is om dat te toetsen. Meer is er niet gebeurd. Er is niet tot verdere besluitvorming gekomen.
De heer Backbier wijst erop, dat het niet gaat om besluitvorming maar om een zo breed mogelijke beeldvorming waarbij alle partijen betrokken behoren te worden. Tevens geeft hij aan geen duidelijk beeld te hebben wat voor mevrouw Latenstein of voor het College de beweegredenen zijn geweest om daar de oppositie van uit te sluiten. Mevrouw Latenstein antwoordt dat aangezien het College steunt op de coalitie zij het goed vond daar mee te praten.

Mevrouw Rooimans heeft namens de PvdA de navolgende vragen:

  • -  Om welk bedrag gaat het met betrekking tot het binnenzwembad?
  • -  Wie kan er gebruik maken van het zwembad?
  • -  Wanneer is er duidelijkheid over het open of dicht blijven van het buitenbad?
    De heer De Jongh antwoordt dat deze vragen de kern van het probleem raken en geeft direct aan waarom het College er ernst mee gemaakt heeft om alles in te zetten om het binnenzwembad open te houden. Wat is de waarde van het binnenzwembad voor de Albrandwaardse bevolking? Dat zijn de doelgroepen, die er gebruik van maken en voor wie het College - zolang het mogelijk is (2005) - het bad open probeert te houden. De doelgroepen zijn de schoolzwemmers, gehandicapten, ouderen, blokjes vrij zwemmen. De beperkingen worden zo gering mogelijk gehouden. Er is als eis neergelegd om, middels het gevoteerde bedrag, deze doelgroepen in elk geval de gelegenheid te geven om te kunnen zwemmen. Het bedrag van
     50.000,- is opgebouwd uit  30.000,- wat al in de begroting stond voor regulier onderhoud en  20.000,- ten laste van onvoorzien. Hetzelfde bedrag wordt door het Recreatieschap bijgelegd en daarmee is de garantie geschapen, dat het zwembad in 2005 openblijft. Dit geeft het College de gelegenheid met degenen, die ondertussen initiatieven aangegeven hebben te kijken of we na 1 januari 2006 een duurzame oplossing voor het zwembad kunnen verzinnen, zodat het ook de komende jaren openblijft.
    Het buitenbad gaat dit jaar niet open vanwege de kosten, die een veelvoud zijn van de kosten van het binnenbad, enerzijds. Anderzijds hadden, om het bad open te krijgen, er maanden geleden voorbereidingen door het Sportfondsenbad getroffen moeten worden.
    Uiteraard wordt er de komende tijd gekeken of er ook voor het buitenbad een structurele oplossing bedacht kan worden. De gemeente is hier een partner in, maar het Recreatieschap is de hoofdpartner.
    Mevrouw Rooimans vraagt of er meer duidelijk is omtrent het openen van het buitenzwembad.
    De heer De Jongh recapituleert dat er zowel een bad opengehouden wordt, alsmede gelegenheid gecreëerd wordt om naar een goede oplossing te zoeken. Er is een werkgroepje geformeerd uit medewerkers van het Recreatieschap en van de gemeente. Er is toegezegd, dat er vóór de zomervakantie een richting aangegeven wordt en dat er in november een eindrapport gepresenteerd wordt aan het Recreatieschap en aan de gemeente waarin duidelijk moet blijken wat de levensvatbaarheid is om beide baden in de toekomst open te kunnen houden.
    De heer Korteweg merkt op, met betrekking tot de vraag van mevrouw Rooimans, dat het Recreatieschap bestaat uit een aantal gemeenten, die bijdragen aan het Recreatieschap en ook aan het buitenbad. Nu het
    buitenbad niet opengaat, vraagt hij hoe het gaat met de financiering en wat de andere gemeenten daarvan zeggen.
    De heer De Jongh antwoordt, dat dit de afwegingen zijn geweest die het Recreatieschap gemaakt heeft. De opstarttijd was erg kort en de kosten in de afgelopen jaren voor het buitenbad zijn, mede door de toegenomen beveiligingseisen die er zijn gesteld, ook hoog. De gemeenten in het Recreatieschap laten daar geen misverstand over bestaan. Die zijn in principe geïnteresseerd in het buitenbad.
    De heer Korteweg vraagt of de andere gemeenten wellicht de bijdrage aan het Recreatieschap ter discussie stellen.
    Mevrouw Latenstein antwoordt dat dit niet is gezegd in het bestuur van het Recreatieschap.
    De heer Van Wolfswinkel is verheugd te horen dat het Recreatieschap haar taak serieus opvat. Wat hij zich afvraagt is of het presenteren van het rapport in november niet te laat is, daar er tijdig met de voorbereidingen gestart moet worden om het zwembad te openen.

De heer De Jongh bevestigt, dat er begin van het jaar begonnen moet worden met de voorbereidingen. Er zijn een aantal initiatieven ontvangen waar serieus mee wordt omgegaan. Hij vult aan dat hij het binnen- en buitenbad als één complex ziet. De initiatieven die hem hebben bereikt gaan daar ook vanuit.

De heer Van Wolfswinkel vraagt wanneer er plannen komen voor het centrum van Poortugaal.
De heer Roelse antwoordt, dat er in de carrousel van januari een maquette is gepresenteerd waar appartementen op te zien waren, die daar gebouwd zouden kunnen worden. Naar aanleiding van die situatie is er een overleg met het wijkforum. Hij verwacht dat dit punt vóór de zomer terugkomt in de carrousel.

  1. Vaststelling van het verslag van het debat op 7 april 2005 Het verslag wordt vastgesteld.
  2. Debat Centrum Ontwikkeling Rhoon

De heer Euser geeft aan dat er met betrekking tot de communicatie een lange periode van voorbereiding aan vooraf is gegaan.
De heer Euser merkt op dat in de voorbereidingsfase een selectieve groep en geen representatieve vertegenwoordiging van betrokkenen aan het werk was. Er werd niet geluisterd naar opvattingen van raadsleden m.b.t. veiligheid van het gebied, parkeren en verkeersverbindingen.

De bewoners zijn niet serieus genomen. Ook de gemeenteraad werd niet serieus genomen. Er werd verwarring gesticht i.p.v. zoeken naar overeenkomsten. Alternatieven van het college zijn op een achternamiddag gemaakt, terwijl de conceptvisie tonnen moet hebben gekost.

De voorzitter geeft gelegenheid tot het geven van een reactie.

De heer Van Wolfswinkel vraagt om duidelijkheid te scheppen. Hij resumeert, dat de heer Euser een raadsvoorstel in het amendement heeft verwerkt, dat op een eerder tijdstip is aangenomen. Daar zegt hij van dat in het amendement het raadsvoorstel van een half jaar geleden van tafel wordt geveegd. Vervolgens spreekt hij over kaders waar het College ternauwernood kaders mag bijstellen. Hij begrijpt de relatie niet.
De heer Euser licht toe dat hij spreekt over de kaders, die de klankbordgroep uit de gemeenteraad heeft geprobeerd aan te bieden aan de raad en aan het College in november 2003. Dit is het vertrekpunt. De kaders waar de gemeentesecretaris een brief over heeft verzonden, mochten op dat moment niet worden vastgesteld omdat het een te grote beknelling zou vormen voor de ontwikkeling van de visie.
M.b.t. de inhoud van de conceptvisie geeft de heer Euser aan dat niet het juiste gevoel ontwikkeld is bij het centrum van Rhoon. Het college heeft niet aangedurfd om vooraf kaderstelling van de raad te accepteren en de raad heeft niet aangedurfd om kaderstelling in november 2003 door te zetten. Een discussie vooraf zou de huidige situatie hebben kunnen voorkomen.
De grenzen van het centrumplan niet oprekken, dus niet de tuin van de Julianaschool meenemen.
Geen ondoordachte ingrepen doen in de ontsluiting van het centrum (verlengde Beatrixstraat en doortrekken Viaductweg naar
Lijsterlaan).
De heer Van Wolfswinkel interrumpeert met de opmerking, dat het de kaders van het CDA zijn en niet de
kaders van de stuurgroep. Hij vraagt of de heer Euser hier helder over kan zijn. Hij is van mening, dat de heer Euser de kaders die nu ingebracht worden door het CDA, de kaders waren van de stuurgroep. Het is echter zo dat de kaders die nu ingebracht worden door het CDA in het amendement de kaders zijn die het CDA nu inbrengt en niet de kaders die in de tijd door de stuurgroep zijn ingebracht. Hij vraagt of de discussie helder gehouden kan worden.

De heer Euser antwoordt, dat er geen stuurgroep bestaat waar leden van de gemeenteraad in zitten. Tot slot geeft hij aan dat voor alle plannen, die het College voorlegt, de raad het recht heeft op een second opinion. Dat bijeengenomen geeft hem voldoende zekerheid dat van het voortschrijdend inzicht, wat ongetwijfeld in de komende jaren zal ontstaan, van de eventueel vanavond vast te stellen kaders uitgegaan kan worden.

Dat alles afrondend als het gaat om hernieuwde kaderstelling, betekent in ieder geval dat er onderzoek gedaan moet worden maar bovenal dat er direct de dingen gedaan moeten worden die op korte termijn kunnen worden aangepakt.
Met betrekking tot de planvorming geeft de heer Euser aan dat het CDA geen behoefte heeft aan nieuwe varianten en nieuwe tekeningen behorende bij de conceptvisie Centrumontwikkeling Rhoon. Waar het CDA behoefte aan heeft is dat er op basis van duidelijk aan te geven kaders en andere raadsuitspraken, die er vanavond misschien nog vallen, gewerkt wordt aan een plan. En om tot dat plan te komen zullen er een

aantal studies moeten worden verricht en die studies zullen door het College worden uitgevoerd en de resultaten daarvan zullen bij de verdere ontwikkeling moeten worden betrokken. Het CDA is van mening dat er zo snel mogelijk gekomen moet worden van de vorming van visie naar planontwikkeling en tot slotte naar uitvoering.
Tot slot geeft hij aan dat naar zijn idee de vele discussies en debatten, die met elkaar zijn gevoerd in de afgelopen weken, voor alle betrokkenen, burgers, bewoners, consumenten, ondernemers en raadsleden geleid hebben tot grote mate van overeenstemming.

De heer Backbier is blij met de laatste opmerking van de heer Euser maar aan de andere kant is hij verrast door het spreekrecht van het publiek waarin zowel een vertegenwoordiger van de MKB als ook van de winkeliersvereniging behoorlijk afstand nemen van de plannen van de raad. Hij vraagt of deze mensen onvoldoende gehoord zijn.

De heer Euser antwoordt, dat hij het amendement ter hand heeft gesteld aan de griffier van de gemeenteraad. Hij heeft het amendement niet gestuurd naar de bewonersgroep Beweging Rhoon Dorp en niet naar de ondernemers. Het is geen geheim stuk waardoor het waarschijnlijk bij de ingekomen stukken heeft gelegen waar iedereen kennis van kan nemen. Hij is van mening dat de ware bedoelingen van hetgeen voorligt niet helemaal begrepen zijn.

De heer Backbier geeft aan dat hij ervan uitgaat dat de heer Euser het amendement gebaseerd heeft op gesprekken met bewoners waarbij ook andere vertegenwoordigers van de raad bij aanwezig waren en op gesprekken met de winkeliersvereniging.
De heer Euser antwoordt dat het amendement is gebaseerd op alle openbare debatten, die er met elkaar de laatste tijd gevoerd zijn.
De heer Euser noemt enkele punten uit de hernieuwde Kaderstelling t.w. bestaande structuren in het dorp zijn leidend en niet de nieuwe plannen met behoud van de karakteristieke panden.
Ontwikkeling van de supermarkten op de huidige locaties. Dorpse karakter handhaven. Verkeerssituatie nader bestuderen en deze niet ondergeschikt maken aan de centrumontwikkeling.
Parkeren zo mogelijk ondergronds, op basis van resultaten van een onafhankelijke studie. De sociale veiligheid. Tegen de hernieuwde kaderstelling moet als volgt worden aangekeken:

  • -  De kaders gesteld door de raad zijn de norm.
  • -  College houdt echter niet op met nadenken na vaststelling van de kaders door de raad.
  • -  Eventuele afwijkingen van de kaders zijn alleen bespreekbaar op grond van argumenten (de bewijslast ligt bij

het college); bijv. wisseling van locatie door supermarkten alleen als alle partijen gelijktijdig meedoen en het contractueel vastligt.

-  De raad houdt recht op ‘second opinion’.

De heer Backbier vraagt hoe hij zijn draagvlak voor het 2e amendement heeft onderzocht. De heer Euser antwoordt, dat dit middels luisteren plaats heeft gevonden.

De heer Korteweg geeft aan eerlijk te bekennen dat de VVD-fractie met de gedachte heeft gespeeld om voor vanavond uitstel van besluitvorming aan te vragen, omdat de VVD enigszins in verwarring is geraakt door destukken, die tot op het laatste moment zijn uitgereikt door het College. Echter de VVD is van mening dit alle betrokkenen, bewoners en ondernemers, maar ook het College zelf niet aan te doen. Zeker ook niet, na de intensieve interactieve beleidsontwikkeling van de laatste 3 maanden. Er moet een keer een besluit vallen. Het lijkt er overigens op of we thans in een soort schaakwedstrijd zijn terechtgekomen na een paar bijzondere openingszetten op 27 januari jl.

De VVD is van mening in het ingewikkelde middenspel te zitten en bij ingewijden van het edele schaakspel is bekend dat het vinden van een goede voortzetting van daar uit een van de moeilijkste onderdelen is van deze denksport. De VVD houdt problemen met de abstracte formulering hier en daar in het voorstel van het College. Terugkomend op het eerder genoemde middenspel van de schaakwedstrijd is de VVD tot de conclusie gekomen dat het CDA met hun inbreng, luidende: “Hernieuwde kaderstelling Centrumplan Rhoon, d.d. 21 april 2005” een adequate voortgangszet heeft gevonden.

In het stuk zijn in ieder geval de 12 punten van de VVD, zoals verwoord tijdens de afgelopen raadsvergaderingen, bijna woordelijk overgenomen. Vooral als het gaat over de verkeerstechnische kaders. De heer Korteweg verwijst naar de notulen van 7 april jl.
Er zitten wel een paar elementen in waar de VVD moeite mee blijft houden en dat gaat dan voornamelijk over het ondergronds parkeren, maar dat is opgevangen met de formulering om daar onderzoek naar te doen, met in ieder geval de vraag of dat allemaal financieel haalbaar is. Met andere woorden: Parkeren op maaiveld blijft de voorkeur behouden, maar de VVD wil op dit moment het onderzoek naar verdiept parkeren, bijvoorbeeld op de vijver niet langer blokkeren.

Het VVD-uitgangspunt bij de finale beoordeling van de stukken blijft:

  • -  Wat moet blijven zoals het nu is;
  • -  Wat moet worden verbeterd;
  • -  Hoe en wanneer kan e.e.a. worden uitgevoerd.

Afrondend wil de VVD vanavond het amendement ingebracht door het CDA ondersteunen en het College van B&W vragen vanaf nu aan de slag te gaan op basis van deze hernieuwde kaderstelling.

De heer Van Praag geeft aan dat ook de PvdA er alles aan gelegen is om vanavond een besluit te nemen over het voorliggende voorstel. Ondanks wat onduidelijkheid in de staart over het aantal varianten en kaarten en verschillende kaderstellingen en amendementen, die genoemd zijn waarbij op zeer korte termijn tot meningsvorming moet komen. Het College heeft in een tweetal varianten geprobeerd datgene wat hier in de gemeenteraad in het debat naar voren is gekomen over te nemen. Daarbij is de bebouwing aan de Dorpsdijk teruggeplaatst in variant 2, de verlengde Beatrixstraat is er uitgehaald maar daarin staat dan weer een verschuiving van een aantal blokken waarvan in het debat nooit sprake is geweest en wat door de PvdA niet wordt ondersteund.

Als het gaat om de kaders, die nu voorliggen, is de PvdA van mening dat de door het College gekozen formulering wat summier is, maar in elk geval heeft het op 100% van de punten de instemming van de PvdA. De heer Van Praag geeft hierbij aan dat het een betere poging is geweest om algehele instemming na te streven dan het wat beter uitgewerkte stuk van het CDA maar waarin alle partijen zijn eigen accenten zouden willen gaan leggen en waarmee de discussie eerder onhelder wordt dan helder waar de PvdA geen behoefte aan heeft. De PvdA heeft behoefte aan een besluit over een visie op het Centrumplan Rhoon en de PvdA heeft behoefte om zo snel mogelijk te starten, op de plaatsen waar het kan, met het uitvoeren van een mooi Centrumplan in Rhoon.

De heer Van Wolfswinkel plaatst de opmerking over chaos, omdat op de valreep een brief van het College is ontvangen en een amendement van het CDA en niemand weet meer waar hij aan toe is. De fractie Christenunie/SGP wil niet meedoen aan de chaos. De Centrumontwikkeling Rhoon gaat niet van een leien dakje. Bewoners en winkeliers hebben hun belang en soms heel sterk hun eigen belang. De taak ligt nu voor om het algemeen belang te dienen. Hij geeft aan verheugd te zijn dat de omwonenden zich achter de winkeliers en de gemeente scharen waar het de visie betreft zodat er snel wat moet gebeuren in het dorp. Dat dit niet voor de omwonenden voor de deur moet maar ergens anders is logisch. Het voorstel dat voorligt heeft op hoofdlijnen de instemming van de Christenunie/SGP, ook wat betreft de kaderstelling. Alleen met betrekking tot het middengebied is hij van mening dat het te voorbarig is om parkeren op het middengebied uit te sluiten terwijl er

nog een breed verkeersonderzoek Rhoon aankomt. In het raadsvoorstel staat ook de zinsnede dat de gemeenteraad de schuld krijgt van de miscommunicatie. Dit waardeert de Christenunie/SGP-fractie niet. Wat wel gewaardeerd wordt, is dat er goed geluisterd is naar de raad en tal van opmerkingen overgenomen zijn door het College. Dat de opmerking over het niet slopen van het gemeentehuis en het terugdraaien van een verhuizing, gemaakt door verschillende leden van de raad, niet overgenomen is is voor de Christenunie/SGP volstrekt duidelijk. Het lijkt erop, dat het niet slopen van het gemeentehuis bij sommige raadsleden nog steeds een optie is. De gemeente heeft enkele eigendommen in het centrum waaronder het gemeentehuis. Hij maant het College tot spoed met de visie over het centrum. De nood is hoog. Wat er nu ligt is een opsomming van feiten, een herhaling van onderzoeken en is die in balans voor de groei van de stapel rapporten over het centrum van Rhoon. Hij merkt tot slot op dat zijn voorkeur uitgaat naar het beginnen op de locatie van het gemeentehuis.

De heer Kweekel ervaart het als een chaotische visie waarin een deel van de raad onvoldoende is geïnformeerd. Hij heeft gisteren variant 2 gekregen. Wat hij betreurt is dat zowel de LA als de NAP op het laatste moment niet geïnformeerd zijn. De coalitie is geïnformeerd, de winkeliers zijn geïnformeerd, de beweging Rhoon Dorp is geïnformeerd. Hij wil graag weten of er over variant 2 of 15 wordt gesproken. Hij betreurt de wijze van communicatie en dient daartoe een motie in.

Daarnaast moet er snel een besluit genomen worden. Hij vraagt of er een besluit genomen moet worden over een concept synthese variant 2 of 15. Daarna wordt er een onderzoek gestart. Het College maakt op dat punt geen haast. Hij geeft aan niet te begrijpen wat de status is. Het enige wat wel helder is, zijn de punten aangedragen door het CDA als een hernieuwde kaderstelling.

De heer Polder geeft aan, dat er snel iets moet gebeuren. De hernieuwde kaderstelling Centrumplan Rhoon, die vanavond voorligt, geeft hem een zekere mate van ongenoegen met name omdat het stuk van het CDA wordt genoemd. Hij is van mening dat dit het eerste stuk betreft waarbij een goede inspraak is geweest, er is geluisterd naar bewoners en naar winkeliers en naar elkaar in de raad. Het is een duidelijke kaderstelling, het is een aanscherping van de kaderstelling, die het College heeft gemaakt en is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De NAP kan zich hier goed in vinden. Waar hij wel aandacht voor vraagt is om te beginnen waar er begonnen kan worden zoals het opschonen van ‘vieze plekken’ en medewerking te verlenen aan bouwaanvragen die komen.

De heer Brussaard licht toe dat het eerste kaartje dat is uitgereikt door het College de oude variant betreft en het andere kaartje met de verschuiving van de blokjes is gemaakt naar aanleiding van de beraadslagingen in de carrousel en getracht is in beeld te brengen waar gesproken werd over niet parkeren in het middengebied. Daar is een variant voor aangegeven met de gevolgen daarvan. Het is min of meer op verzoek van de raad.

Tevens hebben alle partijen aangegeven te beginnen. Bouwplannen, die ingediend worden, honoreren. Als voorbeeld geeft hij Albert Heijn, die recent een verbouwing heeft gerealiseerd. Voor die verbouwing en andere plannen is er wel een kaderstelling nodig en een visie hoe daar in de toekomst invulling aan gegeven wordt. De doelstelling, die destijds geformuleerd was, is dat in het centrum van Rhoon een aantrekkelijk boodschappencentrum gerealiseerd diende te worden. Er waren een tweetal problemen, die opgelost moesten worden: het parkeerprobleem en de bevoorrading van de winkels. Met de doelstelling om dit op te lossen, zijn het College, de raad, de klankbordgroep bewoners, de bewonersgroep Rhoon en de ondernemers aan de slag gegaan. Dit heeft tijd gekost. Er zijn verschillende syntheses over tafel gegaan. In juni 2003 is er ook een kaderstelling vastgesteld waar al een aantal uitgangspunten zijn vastgesteld waar nu op voortgeborduurd wordt. De kaderstelling, die nu gepresenteerd wordt door de CDA-fractie sluit naar zijn mening aan op de kaderstelling die door het College is opgesteld. Er zijn 2 punten die verschil van inzicht geven. De één is de verbinding Dorpsdijk-Julianastraat en de ander het ondergronds parkeren. Op zich is er geen verschil van mening dat de verbinding Dorpsdijk – Julianastraat – verlengde Beatrixstraat geen doorgang moet vinden maar één van de belangrijkste opgave is de bereikbaarheid van het boodschappencentrum. Ook het College is van mening, dat er een verkeersonderzoek voor heel Rhoon moet komen. Dit onderzoek richt zich op de algemene infrastructuur, de infrastructuur van het parkeren in het centrum, ook in relatie tot het verkeersluw maken van de Dorpsdijk en de aan en afvoer van de bevoorrading van de winkels.

Wat betreft het verdiept cq. ondergronds parkeren heeft de heer Euser terecht geconstateerd dat er eerder onderzoeken naar zijn gedaan waar naar voren is gekomen dat het een vrij kostbare zaak is.
Samengevat geeft hij aan dat er akkoord is over geen verbinding Dorpsdijk – verlengde Beatrixstraat, het College wil er een verkeerstechnisch onderzoek naar doen.

Een ander belangrijk punt is punt 5 uit de hernieuwde kaderstelling op pagina 3 “Ruimtelijke en stedenbouwkundige kaders”. Bij het opstellen van syntheses en kaderstelling is één van de belangrijkste punten geweest de 2-polige winkelstructuur. Deze structuur wordt in de kaderstelling omschreven met maximaal 2 supermarkten. Het College staat hier volledig achter. Er is niet voor niets gekozen voor een 2-polige winkelstructuur. Dat had een reden. Op de uiteinden komen supermarkten en in het tussengebied staat een aantrekkelijk winkelgebied waarbij een optimale invulling kan worden gegeven om dat winkelgebied aantrekkelijk te maken en waardoor een florerende detailhandel kan ontstaan. Een 2e argument waarvoor voor een 2-polige structuur is gekozen en die supermarkten op die punten, is dat de bevoorrading van de supermarkten buiten dat winkelgebied plaatsvindt. In de nu door het CDA gepresenteerde kaderstelling worden de mogelijkheden van de betrokken supermarkten om tot een toekomstgerichte situatie te komen beperkt. Men zegt nu dat de polen dichter bij elkaar komen te liggen en geeft nu exact aan waar de plaats van de supermarkten moet komen en dat staat haaks op de 2-polige winkelstructuur en met name de bevoorrading daarvan. Het College is zich ervan bewust, dat het een complexe situatie is. Omdat er supermarkten verplaatst worden naar een andere plek dan waar ze nu zitten kan het zo zijn dat er ineens 3 supermarkten ontstaan. Dat is niet de bedoeling en dit staat duidelijk in de visie vermeld. Het College is reeds gestart als gevolg van het besluit dat de raad in december 2004 heeft genomen over het gemeentehuis. Het College is gestart met ontwikkelaars en ondernemers om tot een ontwikkeling te komen waardoor een detailhandel ontstaat zoals in de synthese is aangegeven en dus dat er op de polen een supermarkt ontstaat. Wat het College graag ziet, is dat de raad het College de kans geeft om deze complexe situatie, waar reeds een start mee is gemaakt, tot een goed einde te brengen waarbij inderdaad de 2- polige structuur gestalte krijgt met 2 supermarkten op de polen. Het College verzoekt derhalve het CDA een deel van de passage onder punt 5 te willen schrappen. Het gaat om het gedeelte “Achter in de verbindingszone” tot aan “Op de huidige locatie”.
De heer Van Praag vraagt of de heer Brussaard suggesties doet om het amendement te verbeteren of om de kaderstelling aan te passen zoals door het CDA is ingediend, of ontraadt het College het in stemming brengen van het amendement.
De heer Brussaard antwoordt, dat hij suggesties doet om de ingediende kaderstelling door het CDA aan te passen.
Mevrouw Latenstein vult aan dat het aannemen van de kaderstelling kan blijven staan in het amendement.
De heer Brussaard hervat zijn betoog met de opmerking dat het College het eens is met het snel aan de slag gaan. Gaande het proces zal blijken of de doelstellingen, die genoemd zijn in de kaders haalbaar zijn of bijgesteld moeten worden. Een belangrijk punt daarin is de doorberekening van de exploitatie. Dat is de volgende stap. Met de kaders kunnen er berekeningen gemaakt worden. Het andere punt waar een start mee gemaakt wordt, is het beeldkwaliteitplan voor het centrum. Samen met het beeldkwaliteitplan en het ruimtelijk plan, dat nu vastgesteld en eventueel nog bijgesteld wordt door de financiële kaders, is het de bedoeling om eind van dit jaar het regiedocument vast te stellen. Daar komen de 3 zaken samen: beeldkwaliteit, het financiële kader en de ruimtelijke kaders.

De voorzitter geeft gelegenheid tot het geven van een reactie.

De heer Euser geeft de voorkeur aan te reageren op datgene wat de wethouder gezegd heeft en nog even voorbij te gaan aan onderlinge punten, die zijn blijven liggen. Hij complimenteert de bijdrage van de wethouder. Hij spreekt de wens uit eerder een brug te hebben moeten slaan tussen de diverse standpunten. Het CDA heeft geprobeerd in het document, dat voorligt, rekening te houden met al datgene wat het College in de kaderstelling heeft ingebracht. Er zijn 2 zaken, die onoverkomelijk lijken: het ondergronds parkeren. Daar is een onderzoek gevraagd en toegezegd. Over het verkeer bestaat een andere visie, maar hij geeft aan de resultaten van het onderzoek af te wachten. Het CDA wil niet dat door de infrastructuur de structuren in het dorp op zijn kop gezet worden. Dat er aanpassingen gedaan zullen moeten worden in verband met bereikbaarheid en veiligheid is

onontkoombaar en noodzakelijk wellicht, maar het kan niet zijn dat er nieuwe straten in woonwijken getrokken worden waar anderzijds goede alternatieven voor zijn.
De heer Van Wolfswinkel vraagt of er met nieuwe straten ook het middengebied bedoeld wordt tussen de Julianastraat en de Viaductweg.

De heer Euser antwoordt dat het gaat om 3 nieuwe verbindingen, die gecreëerd zijn in de oorspronkelijke gedachte: de verlengde Beatrixstraat, de verlengde Viaductweg richting Lijsterlaan en de verbinding voor parkeren en rijden tussen Julianaplein en Viaductweg. Een aantal van die zaken zijn ter discussie gesteld, ook in de beleving van het College. Dat zijn zaken waar een uitspraak over is gedaan en het CDA hecht eraan dat deze in de kaderstelling worden aangenomen. In hoeverre nieuw onderzoek leidt tot tegen het licht houden van kaders kan de heer Euser geen voorschot op nemen.

Tot slot reageert hij op een andere poging van de wethouder in verband met de 2-polenstructuur. De achterliggende gedachte onder punt 5 is dat het CDA angst heeft dat als er op 1 plek een ontwikkeling plaatsvindt het op de andere plek niet meer kan of niet meer gebeurt. Het CDA heeft aangegeven dat de MCD, indien gewenst, verdere uitbreiding op de huidige locatie moet worden geboden. Uitgangspunt is 2 polen en als Albert Heijn de kans krijgt om op de huidige plek verder te ontwikkelen dan moet er overeenstemming bereikt worden en is het wat hem betreft niet nodig de tekst op dit punt te wijzigen. De manoeuvreerruimte is te vinden in deze formulering.
De heer Van Praag geeft aan dat de heer Euser suggereert dat de kaderstelling, zoals die door het CDA is ingediend, een laatste poging is om alle partijen bij elkaar te brengen en tot overeenstemming te komen, maar hij gaat daarbij voorbij aan 2 insprekers die vanavond gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht waar hij niet op in is gegaan en in de 1
e termijn zelfs niet verder is gekomen dan dat de insprekers het niet begrepen hadden. Echter voor het debat is het goed dat de heer Euser ingaat op het feit dat er totaal geen draagvlak is voor dit stuk bij de ondernemers.
De heer Euser antwoordt dat hij ervan uitgaat dat de bedoelingen zoals neergelegd niet begrepen zijn door de sprekers van vanavond.

De heer Korteweg is blij met de beantwoording van de wethouder. Heel verrassend is hij direct ingegaan op het amendement van het CDA en de inbreng van het CDA om vanavond tot een oplossing te komen. In 1e termijn heeft de VVD steun gegeven aan het amendement van het CDA en hij is positief blij dat de wethouder een poging heeft gedaan om te kijken of we op 1 lijn kunnen komen.

De heer Van Praag vraagt of ook de VVD voorbij gaat aan de 2 insprekers van vanavond.
De heer Korteweg heeft daar op dit moment geen antwoord op.
Mevrouw Latenstein geeft aan dat het College voorstelt om van punt 5 een zinsnede te schrappen. Het CDA heeft hiervan gezegd dit niet te doen, omdat er genoeg manoeuvreerruimte in zit. Zij vraagt of de VVD-fractie dezelfde mening is toegedaan.
De heer Korteweg antwoordt dat hij er in de 1
e termijn niet over heeft gesproken. Hij heeft gesproken over het probleem van de VVD met betrekking tot het ondergronds parkeren. De formulering daarin vindt de VVD plausibel om dat niet te blokkeren. Voor wat betreft het gestelde bij punt 5 heeft de VVD geen problemen.

De heer Van Praag geeft aan dat de PvdA in de 1e termijn voldoende op alle punten duidelijkheid heeft verschaft. De PvdA steunt het voorstel van het College behoudens dat er in variant 15 een verschuiving van blokken naar voren is gekomen en geeft aan dat de PvdA het amendement van het CDA niet steunt.
De heer Van Wolfswinkel vraagt waarom het centrum op de schop gegooid wordt. In zijn optiek is dat omdat de winkeliers de kans moeten krijgen om van het centrum iets moois te maken. Als hij de winkeliers vanavond hoort, concludeert hij dat deze het eens zijn met het standpunt van het College van een half uur geleden. Het standpunt van het College is gewijzigd. Blijkbaar is de kaderstelling overgenomen. Over de kaderstelling heeft hij een aantal opmerkingen. Het lijkt erop dat de kaderstelling een aantal dingen uitsluit. Kaders zijn er juist om grenzen aan te geven. Zo wordt er gezegd:”Er mag geen verbinding komen tussen Viaductweg-Lijsterlaan”. Hij geeft aan dit kader niet te kunnen ondersteunen. Ten tweede worden er 70 parkeerplaatsen geschrapt. Tussen de Julianastraat en de Viaductweg wordt er niet geparkeerd. Hij vraagt zich af waar de parkeerplaatsen blijven. Het College heeft gezegd niet ondergronds te willen parkeren, omdat omdat dit te duur is. Vervolgens bij punt 6 staat

dat er maar 1 of 2 lagen gebouwd worden. Bij ondergronds parkeren moeten er minstens 6 of 7 lagen gebouwd worden. De heer Van Wolfswinkel is van mening, dat er geen logica zit in de kaders en derhalve kan de Christenunie/SGP deze kaders niet ondersteunen.

De heer Kweekel stelt, dat de LA het een verrassende avond vindt met betrekking tot de kaders. Er is een vergadering geweest waarbij de oppositie is uitgesloten, de coalitie het niet met elkaar eens is, het College meegaat met een deel van de coalitie én oppositie. Hij vindt het betreurenswaardig, dat dit soort bewegingen worden gemaakt. Het gaat om een serieus project waar vele keren over gesproken is. In de finale wordt er aan de haal gegaan met de kaders terwijl de PvdA en de Christenunie/SGP aangeven de kaders niet te kunnen ondersteunen terwijl er als raad geprobeerd moet worden met 1 standpunt te komen.

Voorts geeft hij aan dat de wethouder heeft aangegeven dat het alleen gaat om parkeren en bevoorraden van winkels. Hij vindt dit jammer daar er geprobeerd wordt van het centrum niet alleen een winkelgebied te maken maar ook een leefbaar gebied. Waar er geparkeerd wordt, moet onderzocht worden. Wat er wel is aangenomen, is dat parkeren voor bewoners wel onder de grond gaat. Dan blijken er allerlei berekeningen te zijn waar hij als raadslid niet van op de hoogte is. Hij ondersteunt de kaders van het CDA.

De heer Van Praag resumeert dat de heer Kweekel aangeeft dat het enerzijds vervelend is dat de raad niet tot een besluit kan komen op basis van zoveel mogelijk unanimiteit waardoor het helder en overzichtelijk blijft. Anderzijds ondersteunt hij een document met kaders waar geen unanimiteit over is in de gemeenteraad.
De heer Kweekel meldt dat de kaders op een enkele zinsnede na door het College zijn overgenomen. Voorts dient hij een motie in die ondertekend is door de heer Kweekel, mevrouw Polderman, de heer Backbier, de heer Polder en mevrouw Geever.

Mevrouw Latenstein citeert: “Er is kennis genomen dat er op donderdag 14 april in het gemeentehuis te Rhoon op initiatief van de voorzitter van de raad, (dat was het College), een bijeenkomst heeft plaatsgevonden inzake het aangepaste Centrumplan Rhoon en dat daarbij zijn uitgenodigd de coalitiepartijen inclusief de duo-raadsleden; dus zonder leden van de Christenunie/SGP, NAP en LA. Overwegende om bij de essentiële wijziging van de zaak het democratische proces van besluitvorming zo optimaal mogelijk te laten verlopen teneinde een zo groot mogelijk draagvlak te verkrijgen voor een zo belangrijk en ingrijpend plan, dat hiervan uitgaande de voortdurende betrokkenheid van de voltallige raad bij het besluitvormingsproces kan worden gemist, dat met name de voorzitter van de raad punt van democratische besluitvorming een belangrijke taak heeft en niettemin kennelijk het initiatief heeft genomen een aantal partijen uit te sluiten van de informatievoorziening in het planproces dat welk doel ook hiermee gediend mag zijn, hoe dan ook het democratisch besluitvormingsproces hiermee te kort is gedaan”.

De heer Polder merkt op dat de insprekers van vanavond het standpunt van het College hebben verdedigd maar dat er naadloos wordt aangesloten op de kaderstelling van het CDA. Hij is hierover verbaasd. Hij staat volledig achter de kaderstelling van het CDA. Hij is van mening dat het onverstandig is om punt 5 aan te passen.

De voorzitter schorst de vergadering voor een korte pauzering.

De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de heer Brussaard.
De heer Brussaard geeft aan dat hij in 1
e termijn namens het College een opmerking heeft gemaakt over de kaderstelling van het CDA met name punt A5 waar de 2-polige winkelstructuur met maximaal 2 supermarkten en uitsluiting van parkeren in de verbindingszone wordt opgenomen, maar waar daarnaast een zinsnede volgt waar hij in 1e termijn een verzoek gedaan heeft om deze eruit te halen. Hij heeft hiertoe argumenten aangedragen. Hij wil er nog een argument aan toevoegen. Het College is het besluit van de raad van 22 december 2004 aan het uitvoeren. Gezien de ontwikkelingen in deze onderhandelingen, naar aanleiding van dit besluit, kan en wil het College niet op dit punt concessies doen. Hij doet nogmaals een dringend beroep op de gemeenteraad om deze zinnen eruit te halen.
De heer Korteweg vraagt om welke zin het precies gaat.
De heer Brussaard citeert uit het amendement artikel A5 onder de Ruimtelijke en Stedenbouwkundige kaders:”Aan de supermarkt Albert Heijn alsmede bloemenwinkel en drogist wordt op de huidige locatie de ruimte voor ontwikkeling geboden. De mogelijkheden van parkeren worden ook op de huidige locatie gerealiseerd

bijvoorbeeld verdiept op het dak of op het buitenterrein inclusief terrein van de bungalow aan de westzijde van de Dorpsdijk. Hierdoor wordt het eigen plan van Albert Heijn bespreekbaar gemaakt. Aan de MCD wordt indien gewenst verdere uitbreiding op de huidige locatie geboden”.

De voorzitter schorst op verzoek van het CDA de vergadering.

De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de CDA-fractie.
De heer Euser bedankt de voorzitter voor de schorsing. Hij begrijpt, dat er over de inhoud van het stuk in verschillende kringen verschillend gedacht wordt. Dit sterkt het CDA voldoende in de gedachte dat dit in het belang is voor de gemeente, de burgers en de betrokken ondernemers. Hij geeft aan dit punt te handhaven.

De voorzitter schorst de vergadering op verzoek van het College.

De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de heer Brussaard.
De heer Brussaard stelt dat de raad in december 2004 een besluit heeft genomen inzake het gemeentehuis. Dit is het College inmiddels aan het uitvoeren. Er zijn onderhandelingen gaande met een ontwikkelaar. Het College kan niet anders dan bij het aangegeven standpunt blijven.
De heer Euser heeft eerder op de avond de verfrissende aanpak van de wethouder geprezen. Nu is hij echter verbijsterd. Er is een besluit genomen en van verschillende kanten van verschillende fracties is toen gezegd betrokken te willen zijn bij het contract dat het College maakt. Tot op de dag van vandaag heeft hij nog niet een contract gezien en hij voelt zich in geen enkel opzicht verantwoordelijk voor die situatie.
Mevrouw Latenstein brengt een nuancering aan. Naar aanleiding van de opdracht zijn er precontractuele onderhandelingen gevoerd naar een partij toe. Hier kan niet zomaar vanaf worden gezien.
De heer Kweekel geeft aan dat er met 2 ondernemers is gesproken vanavond. Die hebben aangegeven niet op deze plek te willen zitten. Mevrouw Latenstein geeft in haar akkoordstukken van het College van 17 maart tot 23 maart 2005 aan dat het gemeentelijke voorkeur heeft wanneer 1 van de 2 locale supermarkten haar plek kan krijgen op deze locatie. Maar de partijen die vanavond gesproken hebben geven aan dat zij dit niet willen.
De heer Brussaard licht toe dat het College moeite heeft met het feit dat de raad in december een besluit heeft genomen. Er is toen opdracht gegeven om op de locatie gemeentehuis een commerciële invulling aan te geven. Daar is het College mee aan de slag gegaan. Er vinden momenteel precontractuele onderhandelingen plaats.
De heer Polder is van mening dat er met precontractuele onderhandelingen nog geen contract afgesloten wordt. Er kan gehandeld worden met vrijwaring. Echter het College heeft gehandeld zonder de raad te hebben geïnformeerd. De ondernemers met wie gesproken is, zijn het volledig eens met de tekst zoals die in artikel 5 van de kaders staan.

6. Besluitvorming/stemming
De voorzitter schorst op verzoek van het CDA en VVD de vergadering.

De voorzitter heropent de vergadering en geeft het woord aan de heer Euser.
De heer Euser stelt dat het gaat om een amendement op een raadsbesluit dat voorligt. Een amendement heeft een ander karakter dan een motie. Voor wat betreft het amendement wil de fractie CDA het handhaven.
De heer Korteweg geeft aan dat de VVD het amendement ondersteunt. Zo ook de LA en NAP.
De PvdA en Christenunie/SGP ondersteunen het amendement niet.

Mevrouw Latenstein constateert dat het amendement van het CDA met 11 stemmen voor en 4 stemmen tegen is aangenomen. Waarvan akte.

Voorstel van het College is met dezelfde stemverhouding verworpen.

Mevrouw Latenstein geeft aan, dat het College de motie verre van zich werpt.
De heer Backbier geeft een korte toelichting met name richting de coalitie. Gisteren is er door het CDA een normen en waardendebat gevoerd. Gekeken naar de motie dan gaat deze niet over de persoon zelf maar puur over de handelswijze. Met deze motie wil LA alsmede NAP in ieder geval aan de coalitie vragen een norm voor de toekomst vast te leggen. Is deze handelswijze gerechtvaardigd? Is deze ook in de toekomst gerechtvaardigd als anderen uitgesloten worden van beeldvorming en meningsvorming? Deze vraag heeft hij voor zowel het CDA, als de VVD, als de PvdA.

De voorzitter schorst de vergadering op verzoek van de PvdA, CDA en VVD. De voorzitter heropent de vergadering.

De heer Van Toornburg merkt op dat de motie met betrekking tot het CDA een goede les is. Hij heeft begrip voor de ingediende motie en betreurt de gang van zaken.
Het gaat de heer Backbier erom dat de coalitie lering trekt. Voorts trekt hij de motie in.

7. Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering onder dankzegging van de aanwezigen.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering
van de gemeente Albrandswaard d.d. 12 september 2005

De voorzitter, De griffier,


© Gerard Brussaard  2017    gerardbrussaard@gmail.com